Goedkeuring planologisch attest voor toekomstige bedrijfsuitbreiding ondanks negatief advies

Tijdens de gemeenteraad van 22 juni kwam de goedkeuring aan bod van het planologisch attest van Van de Velde Beton NV. Het bedrijf wil daarmee haar toekomstige uitbreiding voorbereiden. Het dossier had echter eerder een stevig beargumenteerd negatief advies gekregen van de Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Ordening  (GECORO). Volgens die commissie situeren de problemen met de aanvraag tot aanpassing van de bestemming van de gronden zich vooral op het vlak van mobiliteit, milieu en hinder in  de vorm van stofhinder, visuele hinder en geluidsoverlast voor de omgeving. Bovendien vindt de raad dat de remediëring onvoldoende is voorzien. Desondanks keurt het college de aanvraag toch goed met een voorwaardelijk positief attest met voorwaarden. INZET vindt dit een zeer vreemde beslissing.

Raadslid Luc De Ridder stelde daarover volgende vragen (antwoorden van het college bijgevoegd)

1) Nu er een bijzonder onderbouwd negatief advies is van de GECORO, een bevoegde adviesinstantie ter zake, kan een gunstig planologisch attest slechts op verantwoorde wijze worden verleend als de diverse redenen die de GECORO aangeeft voor haar negatief arrest op gemotiveerde wijze worden weerlegd. Dit lijkt niet het geval of ziet het gemeentebestuur dit anders?

Antwoord CBS : Er is geen reden om de argumenten van de gecoro als dusdanig te weerleggen. Integendeel, de aangebrachte elementen zijn zeer pertinent en meegenomen in de behandeling van de planologisch attest. Wel is de conclusie die het gemeentebestuur meent hier aan te moeten verbinden niet dat er een negatief planologisch attest wordt afgeleverd maar wel een waaraan voldoende voorwaarden worden verbonden om er net voor te zorgen dat alle elementen uit het gecoroadvies een onderbouwde, bestudeerde en technisch haalbare oplossing krijgen.

2) Het gemeentebestuur erkent rechtstreeks of onrechtstreeks in het planologisch attest wel enkele problematieken, maar dit geeft slechts aanleiding tot zeer algemene voorwaarden te koppelen aan het verlenen van het attest. Heeft het bestuur onderzocht of dergelijke voorwaarden wel wettig zijn? Voorwaarden in een planologisch attest zijn normaal zeer concreet, wat ook logisch is want er moet rekening mee kunnen worden gehouden bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bedrijf. Het verlenen van een planologisch attest geeft het bedrijf immers de mogelijkheid om, binnen het jaar na het verkrijgen van het attest, in afwijking van de op heden geldende stedenbouwkundige voorschriften al een omgevingsvergunning te bekomen. Voorwaarden in een planologisch attest kunnen bijv. betrekking hebben op een maximale bouwhoogte of een afstandsregel. Hier wordt o.m. ook als voorwaarde gesteld: “uitklaring van de toekomstvisie van het bedrijf waarbij een aantal concrete aanzetten gegeven worden die er mee voor moeten zorgen dat de het toekomstig ruimtelijk uitvoeringsplan beter kan aansluiten en bij de realiteit van het terrein met respect voor de omgeving”. Dit lijkt vreemd: een planologisch attest moet zich juist uitspreken over het feit of het bedrijf op de site een toekomst heeft op langere termijn. Indien het bedrijf zelf haar toekomstvisie voor de wat langere termijn nog niet klaar heeft, dan lijkt het toch eerder logisch dat zolang dit niet het geval is, er ook geen gunstig planologisch attest kan verleend worden?

Antwoord CBS : Er werd geen onderzoek gedaan of de opgelegde voorwaarden wettig zijn, of er precedenten zijn, mogelijke rechtspraak of dergelijke die deze werkwijze zou onderbouwen. Dit zou, qua tijdsbesteding, er hoogstwaarschijnlijk voor zorgen dat het planologisch attest over de vakantie zou getild worden terwijl het bestuur net van mening is dat iedereen te winnen heeft bij het zo snel mogelijk uitklaren van alle voorwaarden die gesteld zijn in dit attest. Over de eventuele wettigheid zal geoordeeld worden indien een beroep zou worden ingesteld door de deputatie of de leidend ambtenaar. Idealiter was er meer duidelijkheid geweest over de precieze toekomstvisie. Er wordt gesuggereerd dat daarom (nog) geen gunstig planologisch attest zou kunnen verleend worden. Het bestuur is het hiermee niet eens maar stelt het bedrijf wel voor zijn verantwoordelijkheid om klaarheid te scheppen. Bovendien houdt het planologisch attest een middelenverbintenis in en geen resultaatsverbintenis wat de uiteindelijke  planologische oplossing betreft.

3) Het bedrijf voorziet de uitbreiding van de zone voor industriële gebouwen en de uitbreiding van de zone voor opslag in open ruimte. Welke oppervlakte neemt de eerstvermelde zone momenteel in binnen het RUP en welke oppervlakte zou deze (bij benadering) innemen in de op korte termijn gewenste situatie? Idem voor de zone voor opslag in open ruimte. Kan ook vermeld worden welk oppervlaktepercentage van het RUP momenteel voorzien is voor industriële gebouwen en welk oppervlaktepercentage van het RUP voor de zone voor opslag in open ruimte?

Antwoord CBS : Volgens het huidig RUP is de zone voor industriële gebouwen ongeveer 5429 m² en de zone voor opslag in open lucht (grondgebied Opwijk) ongeveer 11.148 m² groot. Toekomstgericht wordt de zone voor industriële gebouwen uitgebreid met ongeveer 1300 m² en de zone voor opslag in open lucht met ongeveer 3678 m². Momenteel in het huidig RUP is (bij benadering) 26% bestemd voor zone voor industriële gebouwen en 54,50% bestemd voor zone voor opslag in open lucht.

 

Het punt werd goedgekeurd met 17 stemmen voor en 6 stemmen tegen.